Het is januari 2006
Wij zijn laat. Ons dorp, de grond, ons huis vertragen onze bewegingen, gedachten en activiteiten zodat we een half uur later vertrekken dan we besloten hadden. Het vriest en de wind is ijzig koud. Autootje wil wel. Al snel op naar de 140 en zo – zoef zoef – door Groningen, Friesland, over de Afsluitdijk en dan de eerste afslag. Een landschap in dat we nog niet kennen en dat verrast door haar heuvels en kerkjes.
We zijn ruim op tijd bij de oude kerk in Oosterland. Mijn eerste indruk die ochtend is van een hardheid en strengheid. Wanneer ik mijn handen op de tufsteen leg komt er een “oude” warmte door heen. Mooi materiaal als je het van dichtbij bekijkt en voelt.
We begroeten D. en denken de eersten te zijn, maar DD staat er ook al met de anderen, op een andere plaats dan is afgesproken in de mail: iedereen van de cursus is er, en er zijn twee gasten. Na begroeting en het drinken van thee en koffie gaan we naar het water.
We begroeten de Waddenzee.
Het is ijzig koud en er staat een matig
harde wind vanuit het oosten. In het water liggen hier en daar vierkante plakken “gras”. Het water fluistert dat ze menselijke woonplaatsen overspoelt en terwijl ik kijk is het, alsof hier en daar de grond wat omhoog komt en ijle zandduinen verschijnen. Ze lossen weer op en ik zie alleen nog maar het water en de waddengrond en voel de koude wind door mijn kleren heen.
Na een aantal minuten zie ik halverwege de horizon de kleur van de zee veranderen in meer groen. En het licht erboven verandert in een zacht groen. Alsof er een reep lucht/water een andere energie heeft. Een klein rond lichtje verschijnt in het noordwesten en verdwijnt weer, even later schiet er een lichtje door de lucht meer naar het noordoosten.
De Sint Michaëlskerk van Oosterland.
Komend uit het noorden, zie ik een uil zich kort manifesteren in de heg rondom het kerkhof. Ik blijf staan en bekijk de drie gouden windvanen: een scheepje op het schip, een loeier van een haan op de toren en de vlag van Wieringen met z’n meerminnen en ganzen op het koor.
Wanneer ik om de kerk wandel voel ik in het Oost-Noord-Oosten een warme energiestroom, een heel zacht aanvoelende energiestroom.
Doorlopend langs de zuidkant voel ik een steek in mijn linker schouder. Net nadat ik voorbij twee grote zwerfstenen die op de rand van een tuin zitten ben gelopen. Au, dat voelt daar beslist niet lekker. Voor de kerk scharrelt een merel in de bladeren en is niet bang als ik voorbij kom, hem gedag zeg en verder ga. De kerk is open. Iemand is bezig het verhaal van de restauratie te vertellen aan DD en diegenen die al binnen zijn.
Wat een verrassing hier binnen. En wat een warmte. Tufsteen met keien. Keien en tufsteen. Wat een vuur!
Lopend door deze kerk word ik helemaal ontroerd. Iets in mij voelt zich op een prettige manier aangesproken. Ik wil gaan zingen, maar onderdruk de neiging. Ter hoogte van de deur in het zuiden loopt een baan van Zuid naar Noord, die me de aarde in duwt. De zwarte en grijze stenen die de vloer vormen hebben een patroon dat ik niet kan ontdekken, maar dat ik wel zou willen ontdekken. Een aantal grafstenen hebben tekens. Ik noteer er twee om uit te zoeken wat ze betekenen, want in Deventer kwam ik die ook al tegen.
De crypte voelt als een “heilige” plaats.
Drie sarcofagen, van binnen bewerkt met kronkelende lijnen.
Het getal 7 komt hier voor in de crypte. Vreemd? In het Oosten ontbreekt alleen een opening die er naar mijn gevoel moet zijn (geweest)
Alles in deze kerk is hersteld met liefde en aandacht.
Ten westen van de kerk zijn rond 1999 twee Vikinggraven vol schatten gevonden.
Vikingen: een voorouder steekt zijn kop hier op.
Kraaien verwelkomen me als ik de kerk uit kom. Die had ik zo net nog niet gezien of gehoord.
De kerk van Oosterland zou een Wi-Heiligdom van de Vikingen zijn geweest. In die tijd bestond het heiligdom uit een driehoekige vorm, die aangegeven was door drie hoge staande zwerfkeien, ook wel menhirs genoemd.
Waddenzee op een andere plaats, bij een kleiput.
DD zegt dat hier zeemeerminnen zijn en een zeevrouwe.
Ik zit op de dijk in de ijzige kou, mijn blik op de zee en lucht.
Er verschijnt in zee een nederzetting met vrolijke, grote sterke mensen. Ze lost na een minuut weer op. Een zeewezen verteld me dat hier veel plekken zijn die bewoond zijn geweest door mensen. ( En zondag daarna lees ik in de encyclopedie op internet: In de oudheid lag Wieringen aan een rivier Maresdeop, Texel lag aan de andere kant van deze rivier. Tegenwoordig is het restant van deze rivier het Marsdiep)
Ik probeer “in te tunen” op de zeemeerminnen, maar er zijn een groot aantal aardse wezentjes, die mijn aandacht opeisen en me uit de concentratie weg trekken. Twee vogels zeggen dat ze me de plek zullen wijzen, waar op dit moment meerminnen zijn. Het is ver weg bijna aan de horizon, ten Noord-noord-Oosten van me. Ik ga op weg er heen. Een eend lacht en ik heb het gevoel dat hij me uitlacht. Een scholekster vliegt laag over het water en schreeuwt en roept en komt vervolgens met een maatje terugvliegen naar het westen.
Het is hier “stiller” dan op de eerste plek bij de Waddenzee. Er zijn hier wel meer wezentjes in en rond het water.
Een eind verder, op de wadden, worden de lucht en de zee wat lichter en wordt de zee groener. Een lichtje verschijnt en verdwijnt vervolgens richting oosten. Nog twee lichtjes verschijnen na elkaar en verdwijnen weer voordat ik me er echt op kan richten.
Hobbits
We reizen verder. Een landweggetje bij Vatrop (dorp bij zee) en DD die op een houten hoorn blaast en vrolijkheid oproept.
Volgens hem zijn dat de Hobbits.
Lunch.
Je houdt het toch niet voor mogelijk?. Een picknick.!
Er heerst veel vrolijkheid. We slaan flink wat naar binnen
Noord-Stroe
In Noord-Stroe gaan we op zoek naar “Sammelkes”, een soort kabouters.
Direct bij het betreden van een laag, wild en ruig stuk land verschijnt er een klein wezentje voor me. Hij is oud, intelligent, zeer wijs, nieuwsgierig en openhartig en zijn haar staat alle kanten op. Hij doet me denken aan Einstein. Ik vraag hem of hij familie is van de kabouters die bij ons in de buurt wonen. Hij zegt dat ze contact met elkaar hebben maar wel van een ander ras zijn, een soort neven. Zijn gemeenschap bestaat uit een flink aantal wezens. Ze hebben contact met de boerderijen die een paar kilometer verderop zijn. Ze hebben ook vervoer, een soort gangen die ze in kunnen stappen en waardoor ze met de snelheid van licht door verplaatst kunnen worden. Ze wonen niet op de plaats waar wij nu zijn maar verder weg. Hij is hier omdat wij hier zijn en vooral op dit moment omdat ik daar ben.
Wanneer ik hem vraag wat ze doen antwoordt hij dat ze zorgen dat de aarde is “zoals ze zijn moet”. Als ik hem uiteindelijk vraag of hij nog iets aan mij wil meedelen over mezelf begint hij te lachen en wordt dan heel ernstig. “Je weet het allemaal al lang, je moet het je alleen herinneren en het gaan gebruiken”.
Wij aardemensen delen ervaringen, gezeten op een hoge wal langs dit diepe stukje land. Een grote groep ganzen komt uit het oosten en vliegt rond over een akker. Ze roepen voortdurend naar elkaar terwijl ze heen en weer zwermen en dan strijken ze neer en wordt het stil.
Volgende stop is de steen van Westerklief.
Maar op weg daarheen zie ik KIEVITEN ! De eerste voorbodes van de komende lente.
De steen is heel oud en verweerd. Volgens mij is ze ooit, lang geleden bewerkt. Ze staat niet meer op de plaats waar ze oorspronkelijk stond en er komen geen beelden van een oud verleden bij mij op wanneer ik haar aanraak.
Een vrouwfiguur zie ik in de steen.
DD geeft ons oefeningen op om later thuis en elders te doen:
- Zet eens stenen overeind in je tuin.
- Wat is hun beste richting?
- Wat is de functie van de steen?
- Wat is de kwaliteit van de steen?
- Wat is de taak van de steen?
- Wat de relatie met mensen van deze steen?
Een laatste plek: het wezen van Wieringen
En dan een kop warme soep in Hippolytushoef en naar huis
Links:
Pagowirense
Wad anders
Er zijn plannen om een randmeer aan te brengen zodat
Wieringen weer een eiland wordt.
Geen slecht idee lijkt mij. http://www.wieringerrandmeer.nl/